![Map of the inundation areas of the Amsterdam Defence Line.](https://www.hanslangh.nl/wp-content/uploads/2022/01/amsterdam-defence-line.jpg)
The Amsterdam Defence Line:
Way to stop enemies:
During the Eighty Years’ War, the Watergeuzen used a simple but clever defence strategy: they flooded large areas of land. The flooded areas were too deep for enemy soldiers to walk through but too shallow for ships to sail over. This made it an effective way to stop enemies from advancing.
Flooding land as a defence:
In the late 1800s, this idea of flooding land as a defence was used again by the War Department. The main goal was to protect Amsterdam in case of war. From 1880 to 1920, a huge defensive circle, called the Amsterdam Defence Line, was built around the city. This defence system was 135 kilometers long. It included 45 forts, all positioned 15 to 20 kilometers around the center of Amsterdam. The purpose was to stop any enemy from reaching the city. With Amsterdam serving as the Netherlands’ last stronghold.
Survive for at least six months:
If a siege happened, the people inside had to survive for at least six months without outside help. This meant they needed enough food, water, fuel, and military supplies stored within the line. Parts of the Haarlemmermeer and Beemster were added to the defence area to provide farmland. Coal depots and food warehouses were built to store these essential resources. The Nieuwe Meer was turned into a reservoir for drinking water. With pumping and purification stations installed between 1901 and 1905 to ensure clean water for everyone. Artillery positions and factories for gunpowder were also set up along the North Sea Canal to strengthen the defences.
The first forts were built using brick. But with the invention of high-explosive shells, brick was no longer strong enough. Concrete became the material of choice. Making the forts more resistant to attacks.
Inundations and fortifications:
The Amsterdam Defence Line combined two key strategies: flooding (inundations) and building strong forts (fortifications). Though it was never actually used in battle, the system worked as a deterrent. During World War I, its presence helped prevent the Germans from invading the Netherlands.
After World War I, the development of airplanes made the defence system less useful. Since planes could fly right over it. Even so, the Defence Line continued to be used for military storage until 1963. After that, many of the forts became museums and art centers.
UNESCO World Heritage:
In 1996, the Amsterdam Defence Line was recognised as a UNESCO World Heritage site because of its historical importance. Today, it stands as a reminder of the Netherlands’ unique and innovative approach to defence.
More information at stellingvanamsterdam.nl
De Stelling van Amsterdam (Dutch translation):
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog gebruikten de Watergeuzen een eenvoudige maar slimme verdedigingsstrategie: ze overstroomden grote stukken land. De overstroomde gebieden waren te diep voor vijandige soldaten om doorheen te lopen, maar te ondiep om er met schepen overheen te varen. Dit maakte het een effectieve manier om vijanden tegen te houden.
In de late 1800s werd dit idee van land onder water zetten als verdediging opnieuw gebruikt door het Ministerie van Oorlog. Het belangrijkste doel was om Amsterdam te beschermen in geval van oorlog. Tussen 1880 en 1920 werd er een enorme verdedigingscirkel gebouwd rond de stad. Genaamd de Stelling van Amsterdam. Dit verdedigingssysteem was 135 kilometer lang. Het omvatte 45 forten, die allemaal op 15 tot 20 kilometer rond het centrum van Amsterdam waren gebouwd. Het doel was om te voorkomen dat vijanden de stad bereikten. Waarbij Amsterdam de laatste vesting van Nederland zou zijn.
In geval van een belegering moesten de mensen binnen de verdedigingslinie minstens zes maanden zonder hulp van buitenaf kunnen overleven. Dit betekende dat er genoeg voedsel, water, brandstof en militaire voorraden binnen de linie opgeslagen moesten worden. Delen van de Haarlemmermeer en de Beemster werden opgenomen in het verdedigingsgebied om landbouwgrond te bieden. Er werden kolendepots en voedselpakhuizen gebouwd om deze essentiële voorraden op te slaan. De Nieuwe Meer werd omgebouwd tot een reservoir voor drinkwater. Waarbij tussen 1901 en 1905 pompen en zuiveringsinstallaties werden geïnstalleerd om iedereen van schoon water te voorzien. Langs het Noordzeekanaal werden artillerieposities en buskruitfabrieken opgezet om de verdediging te versterken.
De eerste forten waren van baksteen gebouwd. Maar met de komst van brisantgranaten was baksteen niet meer sterk genoeg. Beton werd het nieuwe bouwmateriaal, omdat het beter bestand was tegen aanvallen.
De Stelling van Amsterdam combineerde twee belangrijke strategieën: inundaties (onderwaterzettingen) en de bouw van sterke forten (fortificaties). Hoewel het systeem nooit daadwerkelijk in de strijd is gebruikt, diende het wel als afschrikmiddel. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hielp de aanwezigheid ervan om te voorkomen dat de Duitsers Nederland binnenvielen.
Na de Eerste Wereldoorlog maakte de opkomst van vliegtuigen het verdedigingssysteem minder nuttig. Omdat vliegtuigen er gemakkelijk overheen konden vliegen. Toch werd de Stelling van Amsterdam tot 1963 nog gebruikt voor militaire opslag. Daarna werden veel van de forten omgevormd tot musea en kunstcentra.
In 1996 werd de Stelling van Amsterdam erkend als UNESCO Werelderfgoed vanwege zijn historische betekenis. Vandaag de dag staat het symbool voor de unieke en innovatieve manier waarop Nederland zich verdedigde.